Op 5 juli 1942 schrijft de 16-jarige Wanda Verduin vanuit het ‘open’ Joodse getto Amsterdam: “Els, ik heb een torenvalk boven de stad zien bidden. ’t Was zo een moordgezicht, zoiets dat je een schok geeft. Ik heb hem wel een kwartier met mijn kijker gevolgd hij bleef boven de Amstel zweven, zo ver dat je hem zonder kijker niet kon zien. Een zilvermeeuw cirkelde hoog en eenden vlogen weg naar buiten net als 2 reigers die achter elkaar naar het westen vlogen. Ik wou wel mee. Ver weg: Enfin niet aan denken.”
In de tentoonstelling vertelt zangeres Karsu het verhaal van Wanda:
“Wij hebben een heel grote tuin bij mijn ouders en wij hadden daar een deel waar we zelf courgettes mochten planten en bessen en appelbomen. De vrijheid in de tuin van mijn ouders was dat ik de hele dag daar muziek kon maken en spelen met mijn zusje. En ik denk als ik toen op 16-jarige leeftijd, zo vol in het leven, in een kamertje moest gaan zitten… Ik vraag me af: wat had ik dan gedaan. Dan ga je staren naar vogels.”

uit een brief aan Els 14-04-1942

Fragment uit een brief aan vriendin Els, 14-04-1942