In maart 1941 krijgen Wolfgang en Thea verkering.

Zondag 20 april pingpong toernooi in Enschede.

’s Morgens al vroeg op, om half 7, en ik moest me toch nog haasten voor de bus. Op de heenreis was ik straalmisselijk van het ei dat ik ’s morgens gegeten had. Ik zat naast Wolfgang. In Enschede aangekomen moesten we al dadelijk spelen. Bernard Kohn verloor al dadelijk de eerste partij.
(…) Toen was ik kampioen van de meisjes en heb ik een verzilverde medaille gekregen.
Ik was de enige uit Winterswijk die een prijs had.
Wolfgang heeft pech gehad, hij moest de laatste partij tegen een jongen spelen die alleen maar verdedigde.
(…) ’s Middags zijn we de stad ingegaan, Enschede is niet veel aan.
(…) Daarna werden de medailles uitgereikt. Het was om 7 uur afgelopen. Wolfgang en ik zijn daarna samen maar de stad ingegaan en we zijn gebakjes gaan eten.
(…) Met Wolfgang ga ik nu al een heel tijdje, vanaf het pingpongtoernooi van Doetinchem en dat was 9 maart. Ik begrijp niet wat hij in me ziet, het is zo’n echte fijne vent, niet hartstochtelijk *, echt iemand om als vriend te hebben. Gisteravond we kwamen net van de pingpong terug en stonden we bij ons voor de deur. Hij vroeg wanneer hij me weer kon treffen, ik zei, “zaterdag”, hij vond dat het nog zolang duurde, eer ik hem weer zag. Hij is in zijn doen en laten helemaal geen mof. Hij is schilder, echt een eenvoudige jongen. (…) Thuis zijn ze erop tegen, omdat het een Duitser is, ik trek me er toch niets van aan.

* Ze bedoelt dat hij, in tegenstelling tot sommige andere jongens, z’n handen thuishoudt.

Later, in 1943 als beiden ondergedoken zitten, schrijft Wolfgang over die 9de maart:

Weet je onze eerste avond, die avond na het tafeltennis-tournooi toen we samen de eerste prijs in het gemengd-dubbel wonnen. Nou, die avond gaf ik je in jullie huisdeur een zoen en liep toen hard weg. Wat was die jongen toen nog bleu hè?



In alle ellende is haar relatie met Wolfgang het enige lichtpunt voor Thea. Ze heeft een lage dunk van zichzelf. Ze trekt zich aan dat ze dingen niet kan, terwijl ze pienter is en ook veel wel kan (in de winkel helpen, etalages inrichten, typen en adminstratief werk verrichten enzovoort).

29 april

(…) Zaterdagavond ga ik weer met Wolfgang uit en we hebben nu eens ernstig gepraat en afgesproken dat wanneer hij of ik een hekel aan elkander zouden krijgen, we het elkaar eerlijk moeten vertellen. Hij zei dat bij hem dat niet gauw het geval zou zijn. Verder heeft hij over zijn werk gesproken. Donderdag heb ik weer met hem afgesproken.
Wat ben ik toch lui mormel, heb nergens geen lust in.
Laat de boel de boel maar stikken.
Wij hebben een kippenhok met één kip.
De radio zijn we nu ook kwijt. Bah, wat rot stil is het nu.
Die rotmeiden van de NSB lopen ’s avonds door de straten te zingen.
De aardappels komen ook weer op de bon. Op het laatst zijn we net brandhoutjes.
Hoelang zou de liefde duren. Nu weet ik niets meer!



Maandag 9 juni

Het is alweer half 12, maar toch wil ik nog even schrijven. Ik kom net terug van de pingpong. Het was wel wat warm om te spelen, maar Bernard, Stella, Wolfgang en ik hebben nog even een fijne partij gespeeld. Het was spannend en wij hebben verloren. Met Wolfgang heb ik nog even gekletst bij de deur, het is werkelijk zo’n echte fijne eenvoudige jongen en begrijp ik heus niet wat hij in mij ziet.
Zaterdagavond gaan we altijd samen uit en kwam het zo te sprake: ik vroeg hem hoe het kon, dat hij mij sympathiek vond.
Hij heeft gezegd dat hij mij steeds aardiger begon te vinden. Hij zei dat hij al lang met me kennis wenste te maken, maar dat niet goed durfde, want iedereen vond mij een grote flirt.
Hij zei ook nog dat ik hem zo meegevallen was, want hij had natuurlijk gedacht een grote flirt tegenover zich te krijgen.
Zijn ouders zijn in Brazilië en hij hoopt natuurlijk ook eens daar te komen.