Het leed tussen de regels”

14 januari 1943
Lieve Els,
Ik heb net je brief ontvangen je kan best komen. Reuze.
Ik heb gisteravond hoog ruzie met Ernst gehad en heb hem natuurlijk een blauw oog geslagen, met ‘t effect dat ik om ¼ 8 in bed lag. Vanochtend natuurlijk de noodzakelijke preek gehad, gegriend enfin dat ken je wel.

Schrijft Wanda Verduin in haar laatste brief uit Amsterdam. Diezelfde avond wordt ze afgevoerd naar Kamp Vught.

artikel Trouw

Marten van de Wier, Trouw 13-8-2016
Wanda Verduin is 14 als de Duitsers Nederland binnenvallen. Ze woont in Bussum en trekt met haar vrienden op de fiets vaak de natuur in.
Half april 1943 verhuist het gezin gedwongen naar een bovenwoning in Amsterdam. Vanaf dat ze ook niet meer mag reizen schrijft ze heel veel brieven aan haar hartsvriendin Els die haar gelukkig regelmatig in Amsterdam opzoekt.
Ze schrijft over huiswerk, over jongens want ze is inmiddels 15 jaar en altijd verliefd. In deze brieven merk je al dat ze in bedekte termen schrijft voor het geval de brieven door de nazi’s gelezen worden.
Ze eindigt de brief met

“Kom zaterdag maar, ik weet niet of ik je af kom halen, want dan moet ik heel Oost door en dat is beter van niet.”

Wat ze bedoelt is dat ze het risico loopt bij een razzia opgepakt te worden.

In de kampen moeten gevangenen in het Duits schrijven zodat de censor mee kan lezen. En ze schrijven allemaal dat het goed met ze gaat. Wanda kan natuurlijk niet vertellen dat bij aankomst al hun spullen afgepakt zijn. Ze schrijft in de zomer juni 1943:

“Liebe Els, uns geht alles gut.” Het gaat goed met ons, het is alleen zo ontstellend heet, dat ik heel graag een zomerblouse en sokken en sandalen en ook een zeepdoos, de zeepdoos niet vanwege de hitte maar omdat ik de mijne kwijt ben.

Vanaf aankomst in het kamp verandert de toon van haar brieven. Gevangenen mogen maar beperkt schrijven. Post ontvangen is natuurlijk heel belangrijk maar niet alle brieven komen door de censuur. Als Wanda er twee maanden zit schrijft ze aan Els “waarom heb ik nog niets van je gehoord?” Een wanhopige zin die in veel brieven terugkomt.

Mirjam Huffener
N.a.v. het artikel van Marten van de Wier in Trouw