De tentoonstelling “Waarom schrijf je me niet” is nog t/m 20 juni te zien in het Buitencentrum Schoorlse Duinen van Staatsbosbeheer aan de Oorsprongweg, vlakbij het monument van Kamp Schoorl.

Elk jaar wordt hier in juni herdacht. In 2018 was dat op maandag 11 juni. Ibeline Polak, docent vormingsonderwijs en actief in het Comité Kamp Schoorl, inspireerde de aanwezigen – jong en oud – met haar pleidooi tegen pesten.

Lees hier haar verhaal

In 2005 werd ik gevraagd om lid te worden van comité Kamp Schoorl. Het was net opgericht op initiatief van Miriam Ohringer. Zij was ook initiatiefneemster met betrekking tot de oprichting van het monument en wilde zorgen dat deze herdenking ook in de toekomst, als zij er niet meer zou zijn, zou voortbestaan. Als vakdocent humanistisch vormingsonderwijs op de Groeterschool en de Teun de Jager zou ik contactpersoon worden voor deze scholen die het monument geadopteerd hebben bij de oprichting in 1991. Ik zei ja. Ik was aanwezig bij die allereerste herdenking, mijn eigen kinderen hebben als leerlingen van de Teun de Jager aan de herdenking meegedaan, maar er was nog een ander aspect wat er voor zorgde dat ik deze taak op me nam. Ik voelde me namelijk verantwoordelijk voor het beroep dat op mij werd gedaan.

Ik was nog jong, ongeveer zes jaar, toen mijn oma en opa, die mij hebben opgevoed, begonnen met het vertellen van verhalen over de oorlog. Verhalen over wat zij hadden meegemaakt. Als 20-jarige, jonge vrouw met man en net geboren baby, mijn vader, moest mijn oma onderduiken. Toch bracht ze joodse kinderen per boot naar Friesland om onder te duiken. En toch verborg ze wapens van het verzet onder de matras in het babybedje van mijn vader. Er waren familieleden die opgepakt en vermoord werden en gelukkig ook die terugkwamen na de oorlog. Mijn opa bleek als jongen van 18 persoonsbewijzen te vervalsen en illegale bladen rond te brengen.

Een paar weken geleden ontving ik een boek waarin een foto van mijn overgrootvader staat; een van de bewoners van het Waterlooplein voor de oorlog in Amsterdam. Het verhaal over een gewone man die een gewoon leven leidde en niemand kwaad deed. Maar wel bij het verzet ging toen de Nazi’s aan de macht kwamen. Hoe hij werd opgepakt en vermoord. Ik merkte dat, terwijl ik dit al mijn hele leven weet, het me raakte om zijn foto in dat boek te zien en te weten dat zijn opkomen voor het basale recht om er als mens, in dit geval, joods mens, te mogen zijn, zijn dood heeft betekend.

Mijn hele jeugd was de oorlog enorm aanwezig. Zo leerde ik over het leed dat mensen elkaar aandoen, ik leerde over buitensluiten en discriminatie. Maar vooral leerde mijn oma mij dat mensen gelijkwaardig zijn, dat je respect moet hebben voor elk mens. Ze schreef eenvoudige verhalen hierover voor kinderen, die ze dan vaak op mijn basisschool, wat nu de Teun de Jager is, op uitnodiging van de directeur, kwam voorlezen in de klassen. Belangrijkste boodschap bij dat alles was niet het verdriet, maar: ‘Doe wat je kunt doen onder de gegeven omstandigheden en bedenk dat elke kleine daad iets kan bijdragen.’

Ik denk dat toen de kiem is gelegd voor het beroep dat ik nu uitoefen. Werken met kinderen aan een democratische en sociale samenleving. Dat is hen leren debatteren, argumenteren, feit van vooroordeel leren onderscheiden, beseffen dat jouw vrijheid stopt bij de grenzen van die van de ander. Ik ben er trots op dat ik vorige week voor de 13e keer met leerlingen naar het Anne Frank huis ben geweest. Dat comité Kamp Schoorl heeft kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het lesproject ‘De oorlog dichtbij huis’. Een lesproject dat in samenwerking met de educatieafdeling van herinneringscentrum Kamp Westerbork over enkele gevangenen van kamp Schoorl gaat. Een lessenserie die de leerlingen van de adoptiescholen, elk jaar uitvoeren en kennis laat maken met de mensen die hier gevangen zaten.

Dit jaar is er een bijzondere tentoonstelling georganiseerd in samenwerking met de Lotty Veffer Foundation ‘Waarom schrijf je me niet?’ En ook daar gaan de leerlingen naar toe.

Het thema van het Nationaal 4 en 5 mei comité is dit jaar verzet. Het gaat daarbij om verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en ook de inspiratie die het ons nu nog biedt. Als mijn oma en opa mij één ding hebben mee gegeven dan is het wel het belang van je verzetten als je ziet dat er onrecht plaats vindt. Je verzetten begint met zelf nadenken. Kritisch nadenken. Maar ook met iets durven doen. Al is het nog zo klein.

Daarom wil ik jonge mensen aan het denken zetten over vooroordelen en buitensluiten. En ik schrik als ik merk dat leerlingen elkaar ondanks al die lessen toch blijken te pesten. Je hoeft geen vrienden te zijn, je hoeft elkaar niet aardig te vinden, maar behandel elkaar altijd met respect. Doe iets als je ziet dat er gepest wordt. Verzet je.

Jaarlijks vraag ik de leerlingen: ‘Wie durft voor een klasgenoot op te komen als hij of zij gepest wordt?’ Altijd zijn er 1 of 2 leerlingen die dan hun vinger opsteken. Anderen vertellen dat het best eng is om dat te doen, want misschien wordt je dan ook gepest. Ja, dat gevoel is heel herkenbaar.

Dan vertel ik de klas dat als er 1 kind gepest wordt, en er 1 pester is met misschien 2 meelopers, er in een gemiddelde klas van 25 leerlingen, nog 21 kinderen zijn die om het gepeste kind heen kunnen gaan staan.

We praten dan over het verschil tussen niets of íets doen. Maar….. dan moet je je eerst iets afvragen, helder verwoord door Frank de Vree, directeur van het Niod. Hij schrijft in de Jaarthematekst 2018 van het 4- en 5 mei comité over verzet: ‘Waar het om draait is na te denken over de wereld van toen én de wereld van nu, en dan over te gaan tot zelfonderzoek, met als belangrijkste vraag: in hoeverre sta ik werkelijk open voor het beroep dat de ander op mij doet?’

Die vraag beantwoordt ieder mens uiteindelijk zelf, maar kan er wel in onderwezen worden. Als kind en als volwassene.