Op donderdag 10 mei 1940 vallen Duitse troepen Nederland binnen. Een belangrijk eerste doelwit zijn de bruggen over de IJssel, zoals die in Westervoort bij Arnhem. De Duitsers willen die in handen krijgen om snel op te kunnen rukken naar de Grebbeberg, een vitaal punt in de Nederlands verdedigingslinie, even voorbij Wageningen. Winterswijk ligt precies op de lijn naar Arnhem. Thea maakt zich zorgen over haar zus Lies, die als telefoniste in Arnhem werkt.


Donderdag 10 mei

Oorlog. ’s Nachts allemaal vliegtuigen over Winterswijk. Wij zaten allemaal in doodsangst. Een poosje later trekken de Duitsers hier binnen. Vreselijk, wat worden er nu weer veel mensen gedood. Duitsers trekken hier door Winterswijk. Op de markt gingen de meiden uit Winterswijk bij de kerels op de auto staan en iemand gaf ze chocola. Zulke sletten, rotmeiden. De Duitsers moeten nu al in Apeldoorn zijn, wat zal Liesje doen? Zou ze nog leven? Je hoort niets. Geen radio en ook de telefoon gaat niet. Wat zal ons nog boven het hoofd hangen, je weet het niet, als de Engelsen nu maar komen!!! (…) Nu kun je echt zien wie bij de NSB is. Als er auto’s van de moffen door komen, dan gaan die jongens er achteraan. Afwachten maar en zien wat er gebeurt. Wat is het toch een rotwereld.


Op 14 mei bombardeert de Luftwaffe Rotterdam. De volgende dag capituleert Nederland.



17 mei

19 jaar geworden, een hele leeftijd al. (…) Jammer dat mijn verjaardag in zo’n tijd vallen moest. Rotterdam is gebombardeerd, verschrikkelijk. Hier in de buurt bij Aalten is ook een bom gevallen. Wat een vreselijke tijd toch.
Als de bezetting van Nederland een feit is, lijkt het leven even z’n gewone gang min of meer te kunnen hernemen. De bezetter treedt aanvankelijk gematigd op, in de hoop dat het Nederlandse broedervolk zich bij de nazi-heerschappij zal neerleggen. Wel ontstaat er al gauw schaarste. Invoer over zee is onmogelijk geworden, gebrek aan grondstoffen doet de productie dalen en veel waren worden naar Duitsland afgevoerd.

De Engelse luchtmacht probeert terug te slaan en na een paar weken beginnen de nazi’s maatregelen uit te vaardigen om de Joden stap voor stap van de rest van de bevolking te scheiden.

Thea schrijft in haar dagboek over haar zorgen.


Zaterdag 22 juni

Een vreselijke toestand, want gisternacht is het station gebombardeerd door de Engelsen en vannacht komen ze weer. Wij gaan de bossen in, ik heb net zo’n gevoel dat alles kapot gaat. (…) Wij zijn geëvacueerd, papa, mama en ik, bij een boer in Meddo Obbink.


September

Er zijn hier Duitse Joodse kinderen in Winterswijk. Ze zijn hier omdat ze dicht bij zee woonden en daar weg moesten. (…) Heel zielig. Die kinderen werden van het ene kamp naar het andere gestuurd en nergens hebben ze rust.(…)
Wie weet wat ons boven het hoofd hangt. Alles wordt al zo schaars.