Begin jaren dertig komen miljoenen Oekraïeners om het leven. Het regime van Stalin besluit in 1932 het verzet in de Sovjet-republiek Oekraïne tegen de collectivisering van de landbouw met grof geweld te breken. Doodseskaders vermoorden wekelijks duizenden mensen (vooral intellectuelen zijn het doelwit).

Een deels opzettelijk gecreëerde hongersnood eist nog meer slachtoffers. De opbrengst van de gecollectiviseerde landbouw is in 1932 veel lager dan daarvoor. Dit door uiteenlopende oorzaken, zoals tegenwerking van de boeren, slecht management, gedeeltelijke omschakeling van de productie van graan naar katoen. De situatie wordt ondermeer verergerd doordat de export van voedingsmiddelen naar andere Sovjet-republieken herhaaldelijk wordt opgevoerd en buitenlandse hulp wordt geweigerd.

Het aantal slachtoffers van de hongersnood en de massamoorden wordt tegenwoordig geschat tussen 3 en 7,5 miljoen. Daarnaast werden honderdduizenden, mogelijk ruim 2 miljoen Oekraïners naar dwangarbeidkampen in onder andere Siberië gedeporteerd.

De Duitse aanvallen in het oosten hebben ondermeer het vooropgezette doel om een groot deel van de bevolking in de veroverde gebieden uit te moorden en daarmee Lebensraum te creëren voor Duitse kolonisten. In het in 1939-’40 geformuleerde Generalplan Ost worden als streefcijfers genoemd 80-85% van de Polen, 75% van de Wit-Russen, 50% van de Tsjechen, 50% van de Esten, 85% van de Letten, 85% van de Litouwers en 65% van de Oekraïeners. Voorts zouden 45 miljoen mensen naar Siberië worden gedeporteerd. Voor hen zouden 8 tot 10 miljoen Germaanse boeren, onder wie ook Nederlanders, in de plaats komen. Ze zouden kunnen beschikken over 14 miljoen oorspronkelijke bewoners als hun slaven. Dit moest in 25 tot 30 jaar worden gerealiseerd.

In het kader van dit plan worden na de Duitse aanval van juni 1941 op de Sovjet-Unie in Oekraïne tussen 1941 en 1945 circa 4 miljoen mensen vermoord, van wie meer dan een miljoen Joden. Ruim 2,3 miljoen Oekraïeners worden als dwangarbeider naar Duitsland gedeporteerd.

De Joden, alsmede Sinti, Roma en communistische functionarissen, worden vermoord door SS-Einsatzgruppen en plaatselijke collaborateurs. In het westelijk deel van Oekraïne (Galicië) vinden in juni en juli ’41 in bijna alle steden en in tientallen dorpen en gehuchten pogroms plaats. Vele Joden worden met knuppels, bijlen en sikkels doodgeslagen, niet zelden door hun buren. Joodse bezittingen worden geroofd, vrouwen verkracht, synagogen verwoest.

In en rond de stad Mykolaiv worden tussen 16 en 30 september ruim 35.000 mensen, meest Joden, vermoord. In Babi Yar, een ravijn buiten Kiev, worden op 29 en 30 september bijna 34.000 Joden met machinegeweren vermoord, in de weken daarna gevolgd door 100.000 tot 150.000 andere mensen.