Oslo 61964 Yad Vashem

Het hoofdkwartier van de nazi’s in Oslo. © Yad Vashem

Op 9 april 1940 valt Duitsland over zee en door de lucht Noorwegen aan, volgens de principes van de Blitzkrieg. Op 10 juni is de laatste Noorse weerstand gebroken. Ook een invasie van Britse en Franse troepen heeft geen soelaas geboden.

Er komen in Noorwegen talloze kampen, vooral als Duitsland de aanval heeft geopend op de Sovjet-Unie. Aan het eind van de oorlog vernietigen de nazi’s de meeste archieven. Schattingen van het aantal kampen, gevangenen en de sterftecijfers lopen sterk uiteen. Er zijn zeven grotere kampen en 100 tot 500 (!) kleinere.

De meeste kampen worden gebruikt om tienduizenden krijgsgevangenen uit de Sovjet-Unie op te sluiten, alsmede krijgsgevangenen uit Noorwegen, Servië, Kroatië en Polen. In andere kampen zitten gijzelaars en politieke gevangenen, naarmate de oorlog vordert ook uit andere landen. Duizenden van de politieke gevangenen worden naar Sachsenhausen, Ravensbrück en andere kampen in Duitsland afgevoerd, 500 Nacht und Nebel-gevangenen naar Natzweiler.

Enkele kampen staan onder controle van de SS of de Gestapo, maar de meeste onder die van de Wehrmacht of van Noorse aanhangers van de fascist Quisling (gedurende twee perioden in naam ‘premier’ van Noorwegen, maar in feite een marionet van de nazi’s zonder veel macht).

 

De omstandigheden in de kampen lopen – onafhankelijk van de aard van de bewaking – uiteen van slecht tot uiterst slecht. Sommige kampen kennen een zeer hoog sterftecijfer door de onmenselijke omstandigheden (waaronder extreme koude) en de wreedheid van de Duitse en Noorse bewaking. De Sichersheitspolizei en de Sicherheitsdienst worden in Noorwegen berucht om hun martelingen.

Er zijn geen kampen specifiek voor Joden, die in Noorwegen een kleine populatie vormen. Als in 1942 de vervolging op volle toeren komt, zijn er 2.173 Joden in Noorwegen (1.643 Noorse burgers, 240 met een andere nationaliteit en 290 statenlozen). Van hen worden er ten minste 764 vermoord, 26 overleven kampen in Duitsland. Ongeveer 900 Joden weten naar Zweden te vluchten, vaak met hulp van het Noorse verzet, een kleine 400 duiken met succes onder. Van de ongeveer 100 Sinti en Roma in Noorwegen overleven er enkele tientallen.

De krijgsgevangenen uit Servië en Kroatië – partizanen en mensen die hen hielpen, bij elkaar 4.268 in getal – worden uitermate bruut behandeld, vooral door de SS. De bedoeling is dat zij sterven en ongeveer 2.700 overleven inderdaad niet. In kamp Beisfjord sterven er in vier maanden tijd 750 van de 900. Langer bestond dit kamp niet.

Dankzij bemiddeling door de Zweedse graaf Bernadotte mogen in maart en april enkele duizenden Noren uit concentratiekampen naar huis.

De bezetting van Noorwegen eindigt op 8 mei 1945 met de capitulatie van het Duitse leger in Centraal-Europa. 20.000 Noren krijgen gevangenisstraffen wegens collaboratie,
25 ­– onder wie Quisling – worden terechtgesteld.