Op 6 april 1941 vallen Duisland en zijn bondgenoten Joegoslavië aan. De nazi’s stellen de fascistische en terroristische Ustaša-organisatie in de gelegenheid een zogenaamd onafhankelijk Kroatië te stichten, waarin ook Bosnië-Herzegovina is opgenomen. Dat gebeurt op 10 april. Onmiddellijk worden Joden in Zagreb opgepakt; een paar dagen later gebeurt dat in Osijek, waar ook de synagoge en de Joodse begraafplaats worden verwoest. De wandaden volgen elkaar in snel tempo op, waarbij de fascisten het ook uitdrukkelijk op Serviërs, Sinti en Roma hebben gemunt.

Er worden al in april twee concentratiekampen ingericht: Danica en Kerestinec, voor Joden en politieke gevangenen. Op 30 april ’41 vaardigt Ustaša-leider Ante Pavelić rassenwetten uit (in oktober gevolgd door een wet die Joodse bezittingen en bedrijven nationaliseert). In kamp Danica worden in mei 162 Joodse jongeren (17-25 jaar) vermoord.

In mei en juni worden nieuwe concentratiekampen geopend, vooral voor uit Duitsland en door Duitsland bezette landen gevluchte Joden.

Op 8 juli 1941 beslist het Ustaša-regime dat alle gearresteerde Joden naar het plaatsje Gospic moeten worden getransporteerd. Van daar gaan ze naar Jadovno en Slano (op het eiland Pag), de eerste Kroatische vernietigingskampen.

In het Jadovno-kamp zijn geen sanitaire voorzieningen en moeten de gevangenen in de buitenlucht slapen. Drie maanden lang worden er op grote schaal mensen vermoord met messen en knuppels of door ze in ravijnen of diepe putten te gooien. De slachtoffers van Jadovna en daarmee verbonden executieplaatsen zijn naar schatting circa 2.000 Joden en 38.000 Serviërs. Onder hen 1.000 kinderen.

Het Slano-kamp is vooral voor Serviërs bedoeld. Volgens getuigenverklaringen van overlevenden is een zeer groot aantal van hen vermoord, maar hoeveel is nooit achterhaald.

In augustus 1941 wordt het concentratie- annex vernietigingskamp Jasenovac in bedrijf genomen. Een lijst van slachtoffers in het Jasenovac-herdenkingscentrum telt 83.145 namen: 47.627 Serviërs, 16.173 Roma, 13.116 Joden *, 4.255 Kroaten, 1.128 moslims en 846 overigen. Onder hen ruim 20.000 kinderen jonger dan 12 jaar. De lijst wordt niet betrouwbaar geacht. De kamparchieven zijn tot twee keer toe vernietigd (in begin ’43 en april ’45), maar ze zouden het aantal slachtoffers hoe dan ook niet juist hebben weergeven: vele gevangenen werden direct bij aankomst vermoord en niet geregistreerd.** Volgens sommige onderzoekers heeft het werkelijke aantal slachtoffers tussen de 300.000 en 700.000 gelegen.***

Ook buiten de vernietigingskampen werden velen vermoord.

Het totaal aantal slachtoffers wordt geschat op meer dan 400.000. Onder hen meer dan 300.000 Serviërs**** en 32.000 Joden (van de circa 41.000 die in Kroatië leefden). Bijna alle 50.000 tot 100.000 Sinti en Roma in Kroatië werden vermoord; ten minste 26.000 in Auschwitz en concentratiekampen in Duitsland, meer dan 16.000, mogelijk zelfs 40.000 in concentratie- annex vernietigingskamp Jasenovac. Een klein aantal weet onder te duiken, van wie sommigen zich aansluiten bij de partizanen onder leiding van Tito.

* Volgens het United States Holocaust Memorial Museum bedroeg het aantal Joodse slachtoffers ten minste 20.000.
** Bron: Blank Pages of the Holocaust: Gypsies in Yugoslavia During World War (dissertatie), Elizabeta Jevtic, 2004, uitg. Brigham Young University.
*** Bijvoorbeeld: The Suffering of the Roma in Jasenovac (in: Jasenovac and the Holocaust in Yugoslavia, Barry M. Lituchy, 2006, uitg. Jasenovac Research Institute te New York.
**** Het is aannemelijk dat er onder de als Servisch gecategoriseerde slachtoffers ook vele Sinti en Roma waren, die niet als zodanig bekend stonden.