In maart 1939, nog voor het begin van de Tweede Wereldoorlog, annexeert Duitsland de regio van Klaipėda, de belangrijkste havenstad en in grootte de derde stad van Litouwen. Als motief voeren de nazi’s aan dat etnische Duitsers de meerderheid van de bevolking in deze regio vormen. In juni 1940 bezet de Sovjet-Unie het hele land en in augustus lijft het Litouwen in, maar in juni/juli 1941 neemt Duitsland het land in.

Schattingen van het aantal Joden dat dan in Litouwen woont, lopen uiteen van 208.000 tot 254.000. Onder hen zijn tienduizenden die in de loop van 1940-’41 uit Polen zijn gevlucht. Bijna 100.000 Joden – 45% van de totale bevolking – wonen in de hoofdstad Vilnius, dat het Jeruzalem van Litouwen werd genoemd (er waren 105 synagogen en gebedshuizen, er verschenen zes Joodse dagbladen; tegenwoordig wonen er nog 5.000 Joden, is er nog één synagoge en één Joods dagblad).

Kort voor en meteen na de annexatie van de Klaipėda-regio zijn Joden in Litouwen al het doelwit van hevige agressie van landgenoten. Zodra Duitsland het land in 1941 heeft bezet, beginnen Einsatzgruppen, de doodseskaders van de nazi’s, met hulp van enkele duizenden Litouwers de Joden in het land te vermoorden. De nazi’s wakkeren het antisemitisme aan door de eerdere annexatie van Litouwen door de Sovjet-Unie aan verraad van de Joden toe te schrijven.

Eind augustus 1941 zijn de meeste Joden op het platteland doodgeschoten, in november 1941 is de meerderheid van de Joden in de getto’s van de grote steden vermoord. In een bos bij Vilnius worden alleen al 70.000 Joden doodgeschoten.

Begin 1942 leven er naar schatting nog 40.000 tot 43.000 Joden in de getto’s van Vilnius, Kaunas, Šiauliai en Svencionys. Dit onder erbarmelijke omstandigheden: tot het uiterste opeengepropt, met nauwelijks voedsel, zonder stromend water en geplaagd door ziekte-epidemieën. Ze moeten dwangarbeid verrichten. Vooral worden ze ingezet bij de aanleg van een militair vliegveld in Aleksotas.

In de hoop dat ze gespaard zullen worden, creëert de Joodse Raad in Kaunas werkplaatsen waar 6.500 vrouwen, kinderen en ouderen die niet voor het zware werk kunnen worden ingezet producten voor het Duitse leger maken.

In Kaunas zijn twee getto’s. Het kleinste van de twee wordt op 4 oktober 1941 verwoest en bijna alle inwoners worden vermoord. Op 29 oktober voeren de nazi’s een Grosse Aktion uit, waarbij op één dag 9.200 Joden uit het grotere getto worden doodgeschoten.

In het najaar van 1943 vernietigen de nazi’s de getto’s van Vilnius en Svencionys en transformeren ze die van Kaunas en Šiauliai in concentratiekampen. 5.000 Joden – vooral ouderen en kinderen – worden naar Auschwitz en andere vernietigingskampen in Polen gedeporteerd, 15.000 naar werkkampen in Letland en Estland en 3.500 naar werkkampen in Litouwen.

Vlak voor Sovjet-troepen Litouwen bereiken, medio juli 1944, liquideren de nazi’s de beide concentratiekampen. Het Kaunas-kamp wordt opgeblazen met granaten en dynamiet. 2.000 mensen sterven in de vuurzee of worden doodgeschoten als zij proberen te ontsnappen. Een aantal mensen overleeft door zich te verschuilen in een bunker die de Duitsers niet hadden ontdekt. Ruim 2.000 mensen uit Šiauliai worden gedeporteerd, evenals enkele honderden overlevenden uit Kaunas. De meesten gaan naar Stutthof, anderen naar Dachau en een klein aantal naar Auschwitz-Birkenau.

In Kaunas waren verscheidene Joodse verzetsorganisaties, heimelijk gesteund door de Joodse Raad en een aantal Joodse politiemensen. In 1943 worden zij verenigd, waarna 300 tot 500 mannen uit het getto onsnappen en zich bij partizanengroepen weten aan te sluiten. 230 van hen overleven. 34 politiemensen werden door de Duitsers geëxecuteerd voor hun hulp aan het verzet.

Evenals over het aantal Joden in Litouwen bij het begin van de oorlog, lopen de schattingen van het aantal dat de oorlog heeft overleefd sterk uiteen: van 12.000 tot 24.000. Het lijkt waarschijnlijk dat het aantal rond de 20.000 heeft gelegen.

Vooral dankzij Jan Zwartendijk, in de zomer van 1940 consul van Nederland in Kaunas, kunnen zo’n 10.000 Joden uit Litouwen ontkomen naar Japan en vervolgens Sjanghai, de Verenigde Staten en andere landen. Jan Brokken beschrijft deze geschiedenis gedetailleerd in zijn fascinerende boek De rechtvaardigen, dat in 2018 verscheen*. (Zie: Consuls redden Joden.)

Enkele duizenden, mogelijk 8.500 mensen, vluchten bij het begin van de oorlog naar de Sovjet-Unie, 2.000 tot 3.000 worden er in Stutthof, Dachau en andere kampen in Duitsland en Polen bevrijd, en 1.500 tot 2.000 ontsnappen uit de getto’s. Uit Šiauliai overleven slechts 500 mensen.

Van de circa 1.000 Sinti en Roma heeft niemand of bijna niemand overleefd. Bij gebrek aan overlevende getuigen en doordat Litouwen en de Sovjet-Unie (waarbij Litouwen in de zomer van 1944 weer werd ingelijfd) er geen onderzoek naar hebben laten doen, is over de toedracht van de genocide op de Litouwse Sinti en Roma nauwelijks iets bekend.

De Litouwse collaborateurs van de Einsatzgruppen zijn niet voor het gerecht gebracht, ondanks aandringen van Joodse organisaties ook niet toen het land in 1991 weer onafhankelijk werd van de Sovjet-Unie.

* Uitgeverij Atlas Contact, ISBN: 978 90 450 3664 9