Bij de annexatie door nazi-Duitsland in maart 1938 (de Anschluss) wonen er in Oostenrijk ruim 11.000 Sinti en Roma. In 1939 worden al honderden van hen gedeporteerd naar Dachau, Mauthausen, Buchenwald en Ravensbrück. In het najaar van 1941 vinden grootschalige razzia’s plaats. Meer dan 4.000 Sinti en Roma worden in specifiek voor hen bedoelde dwangarbeiderskampen in Oostenrijk opgesloten (het grootste daarvan is Lackenbach). Door ondervoeding, kou, ziekte en mishandeling sterven honderden van hen. De overlevenden worden vervolgens gedeporteerd naar de vernietigingskampen Chelmno en Auschwitz-Birkenau, of naar een apart deel binnen het Joodse getto in het Poolse Lodz.

In november ’41 komen in het getto van Lodz zo’n 5.000 merendeels Oostenrijkse Sinti en Roma aan, meer dan de helft kinderen. Hier bezwijken velen al binnen enkele weken. Wie overleeft, wordt later afgevoerd naar een vernietigingskamp.
Ook in het voorjaar van ’43 worden in Oostenrijk vele Sinti en Roma opgepakt. Zij worden meestal rechtstreeks naar Auschwitz gedeporteerd.

Ongeveer 7.500 Sinti en Roma uit Oostenrijk zijn vermoord.