Bij het begin van de oorlog wonen in Hongarije 100.000 tot 200.000 Sinti en Roma. De fascistische Pijlkruisbeweging legt in 1940 een register van ze aan, dat later wordt gebruikt om ze op te sporen en te deporteren.

De eerste slachtoffers vallen in 1941 in het Karpaten-gebergte in oostelijk Hongarije. Sinti en Roma die hun Hongaarse nationaliteit niet kunnen aantonen, worden er geëxecuteerd.

Hongarije is een bondgenoot van Duitsland. Het sluit wel Joden, Sinti en Roma op in getto’s, internerings- en dwangarbeiderskampen, maar levert ze niet uit. In maart 1944 wil de Hongaarse regering echter een wapenstilstand met de geallieerden sluiten. Dan bezetten Duitse troepen het land. Admiraal Miklós Horthy mag aanblijven als regent (staatshoofd), maar de Duitsers installeren een pro-Duitse regering met generaal Dome Sztojay als premier. Dit marionettenregime wil wel meewerken aan deportaties. Die beginnen op 16 april 1944. Binnen elf weken worden alleen al in Auschwitz 437.000 Hongaarse Joden vermoord. Hoeveel Sinti en Roma dan al slachtoffer worden van de genocide is onbekend.

Op 7 juli 1944 beveelt Horthy de deportaties te staken. De geallieerden, die duidelijk hebben gemaakt oorlogsmisdadigers te zullen vervolgen, zijn na de invasie van Normandië aan de winnende hand. Als het Rode Leger in augustus tot de Hongaarse grens is opgerukt, ontslaat Horthy de Sztojay-regering en probeert hij een wapenstilstand te sluiten met de Sovjet-Unie. Half oktober arresteren de Duitsers Horthy en installeren ze een regering met de leider van de Pijlkruisers, Ferenc Szálasi, als premier. Dit is het sein voor de Pijlkruisers om een moordorgie aan te richten. 15.000 mensen, vooral Joden, Sinti en Roma, worden op wrede wijze omgebracht. Ook komen de deportaties weer op gang.

In het najaar van 1944 worden vele duizenden Sinti en Roma opgesloten in regionale concentratiekampen. Van daar moeten ze – vaak honderden kilometers – naar Komárom (ten noordwesten van Budapest, aan de grens met Slowakije) lopen. Daar dient een fort uit de negentiende eeuw als verzamelkamp voor de Sinti en Roma. Onderweg sterven al velen, vooral jonge kinderen. Wie te zwak is om verder te lopen of probeert te vluchten, wordt doodgeschoten.

In kamp Komárom sterven velen door gebrek aan voedsel en water en een tyfusepidemie. Duizenden anderen worden in overvolle goederenwagons op transport gesteld naar kampen als Dachau, Mauthausen, Ravensbrück, Bergen-Belsen en Natzweiler. Vanaf november worden vanuit Komárom nog eens duizenden Sinti en Roma (en duizenden Joden vanuit andere kampen en het getto van Budapest) in bittere kou op dodenmarsen richting Oostenrijk en Duitsland gestuurd. Velen zijn te zwak voor de tocht en worden onderweg doodgeschoten.

Daarnaast vinden – vooral vanaf eind 1944 – op tal van plekken in Hongarije massa-executies van Sinti en Roma plaats. Dat houdt aan tot de capitulatie van de Duitsers, die in het oosten van het land in januari en februari 1945 komt, maar in westelijk Hongarije pas begin april van dat jaar.

Ten minste 28.000 Hongaarse Sinti en Roma zijn vermoord, maar waarschijnlijk aanzienlijk meer.