Er zijn weinig bronnen beschikbaar over het kamp Royallieu in Compiègne, hoewel het een van de belangrijkste raderen in het onderdrukkings- en vervolgingssysteem van de nazi’s in Frankrijk was. De administratie van het kamp is vernietigd, er zijn nauwelijks brieven uit het kamp bekend en er is een beperkt aantal getuigenverhalen van overlevenden.

Pas in 2008 verscheen een onderzoek naar de geschiedenis van het kamp op basis van het weinige beschikbare materiaal [Beate Husser, Françoise Leclère-Rosenzweig et Jean Pierre Besse (collectif), Frontstalag 122 Compiègne-Royallieu – Un camp d’internement allemand dans l’Oise, 1941-1944, édition du Conseil général de l’Oise, 2008 (ISBN 2860600248 et 978-2-86060-024-8)].

Royallieu is oorspronkelijk een kazerne, gebouwd in 1913. Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt het gebruikt als hospitaal voor de eerste opvang van oorlogsgewonden. In juni 1941 maken de Duitsers er een doorgangskamp voor politieke gevangenen van (Frontstalag 122).

In totaal sluiten de nazi’s er 45.000 tot 54.000 mensen op: vooral politici en vakbondsmensen die als gijzelaars dienen, vluchtelingen en Joden.

Meer dan 90% van hen worden naar concentratie- en vernietigingskampen in Duitsland en Polen afgevoerd. De eerste deportatie van (een duizendtal) Joden uit Frankrijk naar Auschwitz-Birkenau vindt in maart 1942 vanuit Compiègne plaats. In het Joodse deel van het kamp (camp C) zijn de omstandigheden verschrikkelijk, waardoor velen ter plekke door ziekte of honger sterven.

Op 1 september 1944 wordt het kamp door de oprukkende geallieerden bevrijd.