De Verenigde Staten hanteren strenge immigratiewetten en -quota. Potentiële immigranten die waarschijnlijk niet zelf in hun onderhoud kunnen voorzien, wordt een visum geweigerd. De quota bedragen 2% van de in 1890 in de VS wonende mensen uit een bepaald land. Voor vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk pakt dat heel ongunstig uit: het quotum voor hen bedraagt 31.000 per jaar.* Tot 1938 wordt dat quotum overigens lang niet volgemaakt.

Op een conferentie in het Franse Évian in juli 1938 van vertegenwoordigers van 32 landen en ruim zestig particuliere organisaties weigeren de Verenigde Staten, evenals Groot-Brittannië, hun toelatingsbeleid te herzien (waarop ook de meeste andere deelnemende landen dat evenmin doen). Eén resultaat is er wel: de VS gaan hun vluchtelingenquotum voor Duitsland en Oostenrijk volledig gebruiken.Van 1933 tot 1938 werden in totaal slechts 33.000 vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk toegelaten, tussen 1937 en 1941 wordt dat het maximum van 31.000 per jaar, dus 124.000 in totaal.

Pas in januari 1944 verandert het Amerikaanse beleid echt, onder druk van politici, zoals de minister van Financiën Henry Morgenthau jr., en van Joodse Amerikanen. Voor de meeste Europese Joden is het dan al te laat. Dankzij de inspanningen van de War Rescue Board – voor tweederde bestaand uit Joden – kunnen toch nog duizenden Joden naar de Verenigde Staten ontkomen, vooral vanuit Hongarije en Roemenië.

In totaal namen de Verenigde Staten tussen 1933 en 1945 ruim 200.000 Joodse vluchtelingen op. 280.000 visumaanvragen werden afgewezen.

In het begin van de 20ste eeuw komen vele immigranten naar Canada: tot 1930 meer dan 3,5 miljoen. De grote economische crisis van de jaren dertig brengt Canada ertoe een veel restrictiever beleid te gaan voeren. In het vierde decennium worden nog maar 250.000 mensen toegelaten. Ook in Canada geldt dat er voor arme Joden geen plaats is. Een beperkt aantal Joden wordt toegelaten omdat de Joodse gemeenschap in Canada (ruim 165.000 mensen) toezegt alle kosten te zullen dragen. Uiteindelijk hebben tussen ’33 en ’45 slechts 5000 Joden zich in Canada in veiligheid kunnen brengen.

De meeste landen in Latijns-Amerika laten tussen het einde van de Eerste Wereldoorlog en 1933 vele immigranten toe, onder wie ook zo’n 175.000 Joden. Als de vluchtelingstroom zich uitbreidt, wordt het toelatingsbeleid strenger. Tussen 1933 en 1945 worden in totaal 84.000 Joden toegelaten. Enkele tienduizenden anderen vinden langs illegale weg toegang. Alleen Bolivia legt de vluchtelingen weinig in de weg.

* Tot de Eerste Wereldoorlog konden mensen in grote delen van de wereld vrij gaan en staan waar zij wilden. Reispapieren waren meestal niet nodig (in Europa alleen in het Russische Rijk en Turkije). Zo kunnen vanaf 1881 circa 2 miljoen Joden uit Oost-Europa naar de Verenigde Staten vluchten. Na de Eerste Wereldoorlog wordt op initiatief van de Volkerenbond (voorganger van de Verenigde Naties) een internationaal paspoortensysteem ontwikkeld, dat de migratie aan banden legt.