Op 22 juni 1941 voert nazi-Duitsland operatie-Barbarossa uit: de verraderlijke aanval op de Sovjet-Unie, waarmee het op 23/24 augustus 1939 het Molotov-Ribbentroppact sloot. Dit niet-aanvalsverdrag, genoemd naar de ondertekenaars, de Sovjet-minister van Buitenlandse Zaken Vjatsjeslav Molotov en zijn Duitse collega Joachim von Ribbentrop, voorzag in de opdeling tussen de beide grootmachten van Polen, maar beide partijen waren vooral uit op tijdwinst. Duitsland om de handen vrij te hebben in het westen van Europa, de Sovjet-Unie om zijn defensie te kunnen opbouwen.

De Duitse aanval levert aanvankelijk heel snel grote terreinwinst op, maar vanaf oktober ’41 loopt het nazi-offensief lettelijk vast in de modder en vervolgens de sneeuw. Moeizaam rukt het Duitse leger nog op naar de grote steden Leningrad (St. Petersburg) in het noorden, Moskou in het midden en Stalingrad (tegenwoordig Wolgograd) in het zuiden, maar dan keren de krijgskansen. De Duitse uitrusting is niet berekend op de barre winterse kou, de Duitse aanvoerlijnen zijn extreem lang en de Sovjet-legers blijven verbeten weerstand bieden. De Duitse generaal Franz Halder schreef in zijn dagboek: “Na twee weken is de oorlog al gewonnen”. Veertien dagen later voegt hij eraan toe: “Maar de vijand schijnt niet te weten dat hij verloren heeft”.

De nazi-aanvallen in het oosten hadden onder meer tot doel – in 1939-’40 vastgelegd in het Generaplan Ost – om een groot deel van de bevolking in de veroverde gebieden uit te moorden en daarmee Lebensraum voor Duitsland te creëren. Miljoenen Germaanse kolonisten zouden er grote boerderijen opzetten, met eveneens miljoenen oorspronkelijke bewoners als hun slaven.

In het oosten maken de nazi’s veel minder dan in het westen gebruik van concentratiekampen. Achter de fronttroepen sturen ze Einsatzgruppen van de SS aan, die ter plekke massamoorden plegen, planmatig en meedogenloos. Doelwit zijn in het bijzonder leidinggevende communisten, Joden, Sinti en Roma maar ook andere burgers worden op grote schaal afgeslacht. Talloze dorpen en stadjes worden uitgemoord.

Sovjet Unie

Gevangenen voor hun executie, 1941; Russian Archives, ©Yad Vashem

De schattingen over het aantal slachtoffers aan Sovjet-zijde lopen sterk uiteen en lijken soms sterk door propagandistische overwegingen te zijn ingegeven. De laagste schatting werd oorspronkelijk door Stalin gegeven: in totaal 7 miljoen doden. De hoogste schatting is 27 miljoen.

Schattingen van het aantal Joodse slachtoffers in de Sovjet-Unie exclusief de Baltische staten* lopen uiteen van 1.135.000 tot 1.800.000 (op een totaal van circa 4 miljoen). Het aantal Sinti- en Roma-slachtoffers wordt op ten minste 30.000 geschat, maar bedroeg mogelijk een veelvoud daarvan.

Van de 5,5 miljoen Sovjet-militairen die door nazi-Duitsland en haar bondgenoten gevangen werden genomen, werden er circa 3,6 miljoen vermoord.

* De Baltische staten Estland, Letland en Litouwen komen niet in deze sectie van de website aan de orde, maar bij Duitsland en Oost-Europa. Het waren onafhankelijke staten tot ze in 1940 door de Sovjet-Unie werden bezet en tot Sovjet-republiek gebombardeerd. Aan het eind van de oorlog, als de Duitsers uit de Baltische Staten zijn verdreven, worden ze opnieuw door de Sovjet-Unie ingelijfd.